39

 

 

 

 

Na Rachaels dramatische belevenis met de auto op het spoor werden de werkmethodes van Vera Stanhope zo mogelijk nog buitenissiger. Ze hing de hele dag in Baikie’s rond. Rachael vroeg zich af of dit een manoeuvre was om hen op te houden nu hun werk bijna was afgerond. Als een eenzame gastvrouw die er alles voor doet om het vertrek van haar gasten na een etentje zo lang mogelijk uit te stellen, wilde ze niet dat de vrouwen vertrokken.

Ook Anne was haar tactiek opgevallen. Ze vond het eigenlijk wel grappig, maar tegelijkertijd werd ze een beetje nerveus van haar voortdurende nabijheid.

‘Hebt u geen thuis om naartoe te gaan?’ vroeg ze op een avond. Het was laat. Rachael en zij waren er zodra het begon te schemeren op uitgegaan om te proberen een glimp van een otter op te vangen – helaas tevergeefs – en bij hun terugkomst troffen ze de inspecteur bij Edie aan.

‘Het stelt weinig voor,’ zei Vera. Haar woeste blik daagde hen uit om verdere vragen te stellen.

‘Trekt u zich al uw zaken altijd zo persoonlijk aan?’

Ze antwoordde niet, maar begon onrustig heen en weer te lopen. Zoals altijd droeg ze sandalen, en die kletsten tegen haar voetzolen.

‘Hoor eens,’ zei ze, ‘ik moet verdomme Edmund Fulwell vinden. Hij kan niet zomaar spoorloos verdwenen zijn. Iemand moet toch weten waar hij is? Ik had verwacht dat hij inmiddels wel zou zijn opgedoken op een politiebureau of op de Eerste Hulp van een ziekenhuis.’

Rachael was verbaasd. Ze had Vera nooit eerder zo gespannen gezien. Misschien kende Vera Edmund, dacht ze. Ze waren van dezelfde leeftijd. Misschien had ook hij uitnodigingen gekregen voor de feestjes van Constance. Misschien was ze toentertijd zelfs verliefd op hem geweest.

Vera zette al mopperend haar geijsbeer voort.

‘Rod Owen beweert dat hij niet weet waar Edmund is, en ik geloof hem. Volgens mij heeft hij er schoon genoeg van. Zo’n lolletje is het vast niet om al het werk in de keuken zelf te moeten doen. Edmund zal zich wel met een fles in een of ander pensionnetje hebben verschanst. Of hij is weer naar het buitenland gegaan. Hij is er al eerder vandoor gegaan als de problemen hem boven het hoofd dreigden te groeien.’

Edie zat in een hoek te lezen. Ze legde het boek opzij. ‘Zou hij zich dat kunnen veroorloven?’

‘Niet van het salaris van een kok. Maar misschien heeft zijn familie hem geholpen. Ik kan me voorstellen dat die hem liever kwijt dan rijk zijn. Die moeten er niet aan denken dat Edmund zijn mond opendoet tegen de pers en over zijn dochter begint. Daar gaat hun goede naam! Bijzonder slecht voor het imago van de familie. Al zouden ze dat natuurlijk nooit toegeven.’

Haar geijsbeer en het gemopper waren ten dele een toneelstukje. Ze wilde hun laten zien dat ze bezorgd was en welke kant haar gedachten op gingen, maar Rachael geloofde dat ze allang had besloten wat ze zou gaan doen. Opeens bleef ze staan.

‘Ik heb de maatschappelijk werkster die Grace onder haar hoede had weten op te sporen. Eindelijk. Je zou denken dat die zich zelf zou hebben gemeld, nietwaar? Ze beweert dat ze drie weken naar Frankrijk is geweest, met vakantie. Ze kan het er kennelijk van nemen.’

‘Hoe heet ze?’ vroeg Edie.

‘Hoezo?’

‘Misschien ken ik haar. Ik heb veel kennissen bij het maatschappelijk werk.’

‘Waar ze zin in hebben.’ Vera zweeg even. ‘En waar u zin in hebt. Ze noemt zichzelf Antonia Thorne. Ze is al jaren getrouwd, maar is er nooit toe gekomen om haar naam te veranderen.’

Edie haalde haar schouders op. ‘De naam zegt me niets.’

‘U zou hier en daar eens kunnen informeren. Uw kennissen vragen hoe die over haar denken. Ze is ergens aan de kust gestationeerd. Ik was niet bepaald onder de indruk. Ze leek me nogal een tuttig type. Zo’n stem die je op je zenuwen werkt. Maar ik heb haar nog niet ontmoet, dus mag ik eigenlijk nog geen oordeel vellen.’

‘Nee, stel je voor.’

‘Ze had wel iets interessants te melden.’

Rachael voelde dat de climax van het toneelstukje naderde. ‘O?’ moedigde ze haar aan.

‘Ze zei: “Ik vraag me af of iemand Nan heeft verteld dat Grace dood is. Dat zou ze willen weten.”’

‘Wie is Nan?’

‘Dat vroeg ik ook. Een vrouw die Nancy Deakin heet. Ze werkte in de keuken van de Hall toen Edmund nog klein was. Uiteindelijk heeft zij de zorg voor hem op zich genomen, omdat zij de enige was die hem aankon.’ Ze keek Anne Preece aan. ‘Olivia Fulwell had het over haar toen ze die middag langskwam voor een praatje.’

‘Dat weet ik nog.’ Anne glimlachte en zei toen, Livvy’s geaffecteerde toontje nabootsend: ‘“Half zigeunerin en niet bijster proper.”’

‘Die bedoel ik.’ Vera zweeg even. ‘De maatschappelijk werkster heeft Grace een paar keer naar haar toe gebracht. Ik weet niet precies waarom. Dat is me niet echt duidelijk geworden. Antonia wauwelde iets over hoe belangrijk het is dat een kind een gevoel van verbondenheid heeft met zijn of haar verleden. Maar eigenlijk was het niet het verleden van Grace, nietwaar? Niet echt. Nan woonde toen in een oude caravan op de Estate, iets waar de familie bepaald niet blij mee was. Maar gezien het feit dat ze Edmund eigenlijk in haar eentje had grootgebracht, konden ze haar moeilijk wegjagen. Uiteindelijk hebben ze haar weten over te halen te verhuizen naar een diakenhuisje in Kimmerston. Robert zit in het bestuur.’

‘Kwam dat even goed uit,’ zei Anne.

‘Ik wil wedden dat Livvy Fulwell niet bij haar is geweest om haar te vertellen dat Grace dood is,’ vervolgde Vera alsof Anne haar niet had onderbroken. ‘Ik geloof niet dat ze vaak bij elkaar over de vloer komen. Er moet eigenlijk iemand naar haar toe. Dat is toch wel het minste.’ Ze keek Anne doordringend aan en Anne staarde terug.

‘Ik? Waarom ik?’

‘Nou, u bent met de familie bevriend, nietwaar?’

‘Amper.’

‘En u hebt Grace gekend.’

‘Niet erg goed.’

‘Kijk,’ zei Vera Stanhope, die de subtiele benadering liet varen en het over een andere boeg gooide. ‘Ik zal jullie de stand van zaken haarfijn uitleggen. Iedereen die ik kan missen, heb ik erop uitgestuurd om Edmund Fulwell op te sporen. Als hij aan het drinken is geslagen, houdt hij dat behoorlijk lang vol. Het begint erop te lijken dat hij iets te verbergen heeft.’

‘Denkt u dat hij zijn dochter heeft vermoord?’

‘Dat weet ik niet. Ik weet niet wat ik moet denken zolang ik hem niet gevonden heb. Nancy Deakin heeft in het verleden voor hem gezorgd. Ik bedenk opeens dat hij misschien zijn toevlucht weer bij haar heeft gezocht als hij ergens over in de rats zit.’

‘Stuur dan een van uw agenten bij haar langs.’

‘Goed idee. Die zal ze beslist alles vertellen! We weten niet veel over Nancy, maar wat we wel weten is dat ze een hekel heeft aan alles en iedereen die iets met de politie te maken heeft. Ik betwijfel zelfs of ik met al mijn charme veel informatie uit haar zou weten los te krijgen. Maar u zou naar haar toe kunnen gaan onder het mom dat u een vriendin van Grace bent. U zou kunnen zeggen dat Grace het over haar had gehad, dat u vond dat ze het recht had om te weten wat er was gebeurd. Misschien praat ze wel met u.’ Toen een reactie uitbleef, voegde ze eraan toe: ‘Alstublieft. Doe me een plezier. Wat moet ik doen? Op mijn knieën smeken?’

‘Nee,’ zei Anne langzaam. ‘We gaan wel, hè Rachael?’

Rachael schrok van de vraag. Ze had niet verwacht dat ook op haar een beroep zou worden gedaan. Ze voelde zich net een kind dat normaal van spelletjes werd buitengesloten en dat opeens voor een team werd gekozen. Ze knikte.

Edie had haar boek weer opgepakt en leek daar helemaal in op te gaan. Zonder op te kijken zei ze: ‘Ik begrijp niet dat ze die trucjes van u pikken, inspecteur Stanhope.’

Vera reageerde scherp en onmiddellijk. ‘Ik boek er resultaat mee, en daar gaat het om. Dat is het enige wat de grote bazen willen.’

Later die nacht, toen Rachael in bed nog wat lag te lezen, werd er op haar deur geklopt. Ze dacht dat het Edie was en reageerde niet. Laat Edie maar denken dat ze al sliep. Maar er werd weer geklopt en toen kwam Anne binnen. Ze droeg een gestreepte pyjama met een koordsluiting en een gulp. Een herenpyjama, achtergelaten na een nacht vol hartstocht.

‘Sorry hoor,’ zei Rachael. ‘Ik dacht dat het mijn moeder was.’

‘Wat is dat toch tussen jou en Edie? Ze lijkt mij best oké.’

Normaal gesproken zou Rachael haar schouders hebben opgehaald en een nietszeggend antwoord hebben gegeven. Bovendien was Anne wel de laatste die ze in vertrouwen zou nemen. Maar deze avond zei ze: ‘Omdat ze zo hypocriet is.’

‘In welk opzicht?’

‘Ik ben van jongs af aan overvoerd met liberale principes. Openheid. Vertrouwen. De noodzaak om dingen uit te praten. Maar als ik haar vroeg naar dingen die voor mij belangrijk waren, golden er opeens andere regels.’

‘Wat wilde je dan weten?’

‘Dingen over mijn vader.’

‘Wat voor dingen?’

‘Zijn naam zou bijvoorbeeld een aardig begin zijn geweest.’

‘Weet je helemaal niets over hem?’

‘Niets. En er is geen enkele manier om iets aan de weet te komen. Dat heb ik uitgezocht.’

‘Misschien had ze wel een goede reden om niets te zeggen.’

‘Zoals wat? Was hij een moordenaar? Was hij geestelijk gestoord? Ik weet niet eens of ik contact met hem zou willen zoeken, maar ik zou graag zelf die keus hebben. Ik ben volwassen. Ik heb geen bescherming nodig.’

‘Misschien maak je je druk om niets. Als kind had ik wat graag mijn ouweheer uit mijn leven gebannen, omdat hij zo’n zeur was.’

‘Maar dat heb je niet gedaan.’

‘Niet helemaal. Ik ben zodra ik de kans had van huis weggegaan, maar ik was er toen hij stierf. Waarom praat je niet nog een keer met haar? Om haar uit te leggen wat je voelt?’

‘Ze weet hoe ik erover denk.’

‘Zou het hier, op je eigen terrein, misschien niet anders kunnen gaan?’

Er viel een korte stilte. ‘Misschien,’ zei Rachael.

‘Het is altijd het proberen waard.’

‘Voor we weggaan. Ja.’

‘En morgen gaan we het vuile werk voor Vera opknappen,’ zei Anne.

‘Daar lijkt het wel op.’

‘Ze denkt vast niet echt dat Edmund zijn dochter heeft vermoord.’ Ze aarzelde. ‘Ik vroeg me af of ze dat hele verhaal over Nancy heeft verzonnen om ons op het verkeerde been te zetten. Ze doet het voorkomen alsof ze het als een ingewikkeld spel beschouwt, maar ze is bloedserieus. Denk je dat ze weet wie de moordenaar is, maar niet genoeg bewijs heeft om tot arrestatie over te gaan?’

‘Bedoel je dat ze misschien een van ons verdenkt?’

‘Nee... Ik weet het niet... Edie en zij zijn dikke maatjes geworden. Heeft ze zich in een gesprek met haar niets laten ontvallen?’

‘Als dat zo is,’ zei Rachael bitter, ‘dan heeft Edie me dat niet verteld.’

‘Zit er maar niet over in. Misschien ben ik gewoon een beetje al te achterdochtig.’ Anne liep de kamer uit en trok de deur achter zich dicht, en Rachael vroeg zich af waarvoor ze eigenlijk was gekomen. Ze deed het leeslampje uit en bleef liggen in de melkachtige gloed van de midzomerse nacht. Door het open raam kwam het geluid van water dat over kiezelsteentjes stroomde.

Lokvogel
titlepage.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_000.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_001.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_002.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_003.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_004.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_005.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_006.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_007.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_008.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_009.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_010.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_011.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_012.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_013.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_014.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_015.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_016.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_017.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_018.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_019.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_020.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_021.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_022.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_023.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_024.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_025.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_026.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_027.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_028.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_029.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_030.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_031.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_032.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_033.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_034.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_035.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_036.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_037.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_038.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_039.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_040.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_041.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_042.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_043.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_044.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_045.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_046.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_047.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_048.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_049.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_050.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_051.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_052.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_053.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_054.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_055.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_056.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_057.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_058.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_059.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_060.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_061.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_062.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_063.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_064.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_065.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_066.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_067.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_068.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_069.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_070.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_071.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_072.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_073.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_074.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_075.xhtml
awb - lokvogel-ebook_split_076.xhtml